Verander de achtergrondkleur
Keurig
in
't pak...
![]()
Wat is het leven mooi
![]()
Gefriemel, gefrutsel,
'je t'aime'
![]()
Een mooie meid op
een fiets...
![]()
Nieuw woord: 'les crottins...'
![]()
Keurig in het pak,
met stropdas...
![]()
![]()
Michel en Michelle wonen bovenop een berg bij la Chapelle. La Chapelle de St. Pierre, de kapel van Sint Petrus.
Michel hield me onderweg aan. Of ik een plaats zocht? Hij had een stal voor me, een wei. Had zelf ook paarden. Een magere man, keurig in het pak, met stropdas. Drieëneenhalve kilometer bergop, zei hij. Steil omhoog, dat heeft hij er niet bij verteld. Na zes uur werken is dat een beetje teveel voor Rianne. Op het eerste het beste parkeerhaventje span ik haar uit, zet de kar op de rem, de achterkant tegen een boom, en wandel zingend met Rianne naar boven. Het regent pijpenstelen. Heerlijk, de uitdaging is terug!
Michel heeft zijn werkpak verwisseld voor een wollen vest, jeans en laarzen. Zo zie ik hem liever. Een tochtvrije stal, een dikke laag stro en zoon Yann (13 + een half!) gooit plakken hooi van de hooizolder. Een glaasje op de goede aankomst en per auto gaan we tuig en tas met reispaperassen ophalen. Michelle zorgt intussen voor een stevige macaronischotel en nodigt me tijdens het verorberen ervan uit de volgende dag te blijven.
Als ik om kwart over zeven 's ochtends mijn tweepersoons bed verlaat, wachten Michel en Michelle al met het ontbijt. Michel, directeur van een reclamebureau, gaat naar zijn werk. Michelle en ik gaan boodschappen doen in Valence. Bij de kapel van Sint Petrus maken we foto's. Een lege blok steen, geplunderd door dieven. Wat restte is naar veiliger oorden gebracht.
Als Michelle op de dorpel van openslaande deuren zit te lezen met haar Ierse setter en Floppie aan haar voeten, zit ik aan een centimeters dikke kloostertafel in mijn schrift, dat ik dagboek noem, te pennen. De stilte wordt gedragen door het gezoem van vliegen en een koelkast.
(28/9) Michel is al naar zijn werk. Om half acht riep hij dat hij haast had. 'Bon voyage!', goede reis! 'Au revoir, merci!' Ik draai me nog een keer om.
Michelle heeft het ontbijt klaarstaan. Ze zegt: 'De Fransen moeten 'plus accueillant' zijn', werd op de radio gezegd. 'De toeristen rijden door Frankrijk heen, louter benzine en autoroute betalend.' Ik antwoord dat ik geen klagen heb over de vriendelijkheid en gastvrijheid van de Fransen. Integendeel. Of 'plus accueillant', gastvrijer zijn, vakantievierders binnen de Franse grenzen houdt, betwijfel ik. Spanje is goedkoper.
Alles wat zwaar laden we over in de auto van Michelle. Ik trek de rem van de huifkar zo strak mogelijk aan. Die is nu zo licht dat Rianne tijdens de steile afdaling af en toe echt moet trekken. Drie zoenen ten afscheid en we zijn weer 'en route'. Rianne heeft er zin in, ze wil draven. De paardenbrok zal er debet aan zijn. Michel en ik hebben geruild. In de brok die ik had gekocht was luzerne en geen haver verwerkt. Vandaar dat ze die met lange tanden at.
Langs een zijweg parallel aan de Rôhne staan appelbomen. Even grazen, een appeltje en terug naar N 86, bij Arras het spoor over richting overnachtingplaats. Rianne loopt er los. Ik hoef niet op haar te letten, ze let op mij. Ik kan geen stap verzetten of ze volgt me. De halve meloen die ik als dessert had bedoeld heeft haar belangstelling. Ze is sneller dan ik. Voor mij geen dessert vandaag.
(29/9) Saint Pierre de Boeuf. Boeuf betekent rund, os. Oss komt steeds dichterbij. Hooguit nog een dikke maand, schat ik. Morgen Vienne, overmorgen Lyon.
(30/9) Even buiten Ternay, zo'n twintig kilometer voor Lyon, staan we op een parkeerterrein achter een gesloten restaurant. Twee behulpzame gendarmes wezen me de weg. Echt een plek om overvallen te worden door geboefte. Ik maak me geen zorgen. Wat valt er nu bij een bohémien te halen?
(1/10) In St Bonnet de Mure is het moeilijk een overnachtingplaats te vinden. Niemand waagt zich op straat; het stortregent. Via via belanden we op een pad dat naar een boerderij schijnt te leiden. Erlangs groeit gras, op een open stuk staan bomen. Ik zet Rianne zo snel als het gaat aan de tuier en vlucht de huifkar in. Ik ben door en door nat. Snel omkleden, ik kan me niet veroorloven ziek te worden. Over Rianne hoef ik me geen zorgen te maken. Geen betere kleermaker dan Moeder Natuur. Ik wring het natte goed uit en stop het in een plastic vuilniszak. Zodra het zonnetje wil, kan ik het te drogen hangen. Gewikkeld in mijn slaapzak sla ik aan het kokkerellen. Het gekletter van de regen op de huif verhoogt de gezelligheid. Vivre moins pour vivre plus, met minder comfort meer genieten van het leven. Echte kampeerders weten dat. Maar wie kampeert er tegenwoordig nog echt? Een huis op wielen achter de auto. Koelkast, verwarming en net als thuis 's avonds voor de buis. 'Geef mij nog maar een pilsje', zegt Piet. 'Ik ben je dienstbode niet', zegt Marie. Ach, ieder z'n meug.
(2/10) Aan de met linnen beklede wanden hangen schilderijen van Et. Morillon. De platenspeler draait Chopin. 'Wij noemen het 't kasteel', zei Polo, de bakkersknecht die me naar het markante onderkomen van mijn gastheer bracht. Monsieur Henri, Montluel. Hij hield me aan, nodigde me uit, wenkte de voorbij fietsende Polo en gaf hem opdracht mij te vergezellen. 'Hij heeft fabrieken en voor het ontbijt wordt gebeld', weet Polo. In elk geval heeft mijn gastheer een grote tuin met in het midden een kraal, een afgeperkte ruimte voor paarden.
Brood, bacon, ham, paté, kaas, eieren, yoghurt en een vruchtenstampje worden op tafel gezet. Ik kan mijn gang gaan. Monsieur Henri verontschuldigt zich. Hij moet even weg met dochter Marie Florence en kleinkind 'Chopinet', een koosnaam.
Het avondmaal gebruiken we gezamenlijk. Tot in de late uurtjes wordt gepraat over de problemen van land en volk. Dat wil zeggen, monsieur Henri praat. Marie Florence doet er het zwijgen toe en ik probeer op het juiste moment ja of nee te knikken. Mijn huis-tuin-en-keuken-Frans schiet tekort evenals mijn kennis van de problematiek. Mij wordt een slaapkamer toegewezen en een eigen toilet. In de nacht geeft Pluvius Rianne een grondige wasbeurt, een schuilplaats is er niet in de kraal.
Monsieur Henri duikelt de volgende dag een regenpak voor me op. Het oude is tot op de draad versleten. De pijpen zijn te kort, voor de rest zit het als gegoten.
Marie Florence - 'zeg maar Marie-Floor' - houdt me een groot deel van de dag gezelschap. We gaan samen naar een schoenenwinkel. En nu maar hopen dat het nieuwe paar wel waterdicht is. Afterskilaarzen. Warm zullen ze in elk geval zijn.
Marie-Floor vertelt dat ze wil uitvliegen, reportages maken over de hele wereld. Maar ze heeft Jacques en van hem een baby van zeveneneenhalve maand, bij wie ik in de smaak val. Het kind lacht constant tegen me. Stralende blauwe ogen en flapoortjes. Charlotte is de naam.
Monsieur Henri vraagt of ik nog een dagje wil blijven. Zijn vrouw komt vanavond thuis en zal het op prijs stellen mij te ontmoeten. Het plenst, de uitnodiging komt bepaald niet ongelegen. Lag het aan mij, ik zou nog vele dagjes blijven. Dag in dag uit trekken wordt op den duur ook een sleur. Marie-Floor zou er niets op tegen hebben. Mijn bezoek doorbreekt haar sleurbestaan. Als zij zich kwijt van haar taak als moeder, werk ik in mijn 'eigen huis' onder toeziend oog van Rianne mijn dagboek bij. Haar opgeknipte manen beginnen om te vallen. Over een paar maanden heeft ze een mooie, natuurlijke manenkam.
(5/10) Pluvius blijft ons gezelschap houden. Zijn hartverscheurend geschrei van de laatste dagen is overgegaan in zachtkens wenen. In gewoon Nederlands: het geplens is opgehouden, het motregent. Ik zit echter niet in Nederland maar in La douce France, het land van de dichters. Wie kent niet...? Ik ken er niet een. Monsieur Henri is er in elk geval geen. Een ondernemer, wat wil je? Hij zou een landgenoot kunnen zijn, zo moppert hij op het weer van de afgelopen zomer. Het spijt hem, met name voor mij. Mijn vakantie viel daardoor goeddeels in het water. Kijk, dat is nou Franse gastvrijheid. Ik heb me er inmiddels mee verzoend. Het kan altijd erger. Wat te denken van windkracht twaalf, hagelstenen groot als basaltblokken, dertig graden onder nul? In oktober? Nou, toen ik in 1934 met de huifkar naar de Noordpool ging... Maar, vergeleken met mijn eerste tocht in 1899 was dat slechts een frisse lentedag. Godfried Bomans schreef erover...
Kortom, ik ben weer onderweg. Naar het land waar op werkdagen de zon schijnt en het op niet-werkdagen regent. Kikkerland, Pays de Grenouilles. Het regenpak bewijst goede diensten. Toch voel ik nattigheid. Het pak ademt niet. Ik word nat van mijn eigen zweet. Monsieur Henri - geen fabrieken, zoals Polo meende, maar één fabriek, in verpakkingsmaterialen - doet me per vouwfiets uitgeleide. Hij is met pensioen. Al fietsend, de regen negerend, vertelt hij me over de ziel van de mens, de betrekkelijkheid van alles en haalt wijsheden aan uit de bijbel. Ik denk aan Marie-Floor. Hoe verrast ze was toen ik bij het afscheid haar wangen kuste. Misschien ben ik te vrijpostig. Mocht ik ooit in La Seyne sur Mar komen aan de Middellandse Zee, waar ze woont, dan ben ik welkom. Vrienden ook. 'Au revoir!'
Terwijl ik even buiten Lent aan de kant van de weg sta, parkeert een auto achter de kar. Marie-Floor. Of ik zin heb samen met pa, ma en 'Chopinet' te déjeuneren? Ik heb net gegeten, dat feest gaat niet door. Als ik een paar uur later sta te kletsen met een paardenfokker uit Montluel rijdt dezelfde auto voor. Pa brengt me een fles cider en twee koeken, ma een biefstuk voor het avondeten en Marie-Floor een zuidwester tegen de regen. Ik stel voor in Chalamont een drankje te nemen. Het is niet ver daar naar toe en Marie-Floor kan het stuk meerijden op de bok, wat ze graag wil. Moeders wil er niets van weten, thuis wacht zoonlief. Marie-Floor drukt me op het hart haar te schrijven. Ze wil weten hoe het me vergaat. 'Overbodig te zeggen dat als je ooit in Nederland komt, je van harte welkom bent', zeg ik. 'Superflu, oui!', overbodig ja. Ze schenkt me een warme glimlach. Op het moment dat ze wegrijdt knalt één hevige donderklap door het zwerk. Rianne schrikt ervan en schiet in draf. Ik schiet in de lach. Sociale controle, rechtstreeks vanuit het hemelse boven. Of was het een straaljager die vlak boven ons door de geluidsbarrière ging?
In 'Ma Chaumière' in Chalamont staat ene Christine op me te wachten. Nou ja, wat heet? Manlief hoeft er in elk geval niet aan te pas te komen om toestemming te geven er te overnachten. Welkom, welkom!
Tweeëntwintig lentes, in verwachting, nieuwsgierig en vrolijk. Een en al levenslust. Ik heb Rianne nog niet uitgespannen of ze staat al klaar om me haar werkstukken te laten zien, die ze op de vakopleiding voor werklozen heeft gemaakt. Kleinmetaal. Echtgenoot Christian heeft een garage, de zaken gaan niet best. Tijdens het avondmaal vertelt hij over de zakelijke problemen.
De cider van monsieur Henri wil Christine niet aannemen, de biefstuk van zijn echtgenote evenmin. Ze geeft me bij het afscheid een kusje, een stokbrood en maakt foto's.