Verander de achtergrondkleur
Wat is
geluk?
![]()
Wat is het leven mooi
![]()
Gefriemel, gefrutsel,
'je t'aime'
![]()
Een mooie meid op
een fiets...
![]()
Nieuw woord: 'les crottins...'
![]()
Keurig in het pak,
met stropdas...
![]()
![]()
Rianne is aan rust toe. We strijken neer op een parkeerterrein in Meeuwen. In een hoekje staat wat gras en een appelboom. Rianne smult van het afgevallen fruit. Maat houden kent ze niet, ik kort de ketting in.
Ik geef me over aan navelstaren.
Waar ben ik eigenlijk mee bezig? Vijf kilometer per uur, auto's sjezen met griezelig hoge snelheid langs me heen. Bij elk stukje bos vallen de dazen aan. Grote, kostbare huizen, waar geen leven valt te bespeuren, markeren de route. Weiden met koeien, soms paarden, maïsvelden, een schommelende paardenkont. En nu, terwijl ik mijn gedachten opschrijf, begint het te onweren. Vette regendruppels slaan nijdig op de huif. Ik zit droog, bekijk het maar. Rianne zet haar gespierde achterhand tegen de wind en laat Gods water geduldig over zich heenlopen. Floppie ligt buiten, hopelijk onder de kar. Anders zit ik straks met een kletsnatte hond in de kar. Natte slaapzak, nat matras. Brrr.
Waartoe zijn wij op aarde? Rianne om te vreten en te werken, twee dingen waar ze lol in heeft. Floppie om te slapen en te eten. Af en toe een knuffel en het geluk is volmaakt. En hoe zit het met de mens? Met mij? Gelukkig de mens die geen tijd heeft daarover te peinzen. Werken is het devies. Voor het dagelijkse brood. Voor een mooie auto, een caravan, een nieuwe keuken, een parketvloer, een bankstel, een stereotoren, een eigen huis, een tweede auto, een buitenhuisje, een vakantie naar Japan, naar Indonesië. O, wat zijn we geslaagd in het leven. O, wat zijn we gelukkig. Gelukkig? Wat is geluk?
De onweersbui is weggetrokken. Rianne drinkt uit een gele plas water en begint te grazen. Ze geeuwt. De zon komt tevoorschijn. Even maar. Een nieuwe bui breekt los. Ik hijs me in een regenpak. Inspannen en vooruit met de kar. Positief blijven denken. Een groenstrook voor het Jeugdparadijs bij Opglabbeek - camping, speeltuin, dierenpark - wordt de overnachtingplaats.
(8/8) Tien jaar is ze. Gertie. Blauwe ogen, sproetjes rond haar neus. Ze mist een stukje van haar rechteroorlel. 'Wat schrijft u op?' vraagt ze. Mooi, dat Vlaamse accent.
Het is ochtend. Rianne is uitgerust en snuffelt rond de kar. Ze hapt in de vuilniszak en gaat ermee vandoor. Gertie giert het uit van het lachen. Kijk, dat is geluk.
We zitten vlak voor Tongeren. Een mooie wei met uitzicht op enkele armelijke arbeidershuisjes. Wat ik opschreef, vroeg Gertie. Dat het gisteren een vermoeiende dag was. Heuvel op, heuvel af. Ik bij een lange klim Rianne dikwijls laat rusten. Blok achter het wiel en uitpuffen maar.
Tijdens zo'n rustpauze stopte een witte Mercedes. De bestuurder herinnerde zich twee jaar geleden zo'n zelfde aanspanning voorbij te hebben zien rijden. Een tip: na de Citroengarage rechtsaf, na veertig meter een driesprong van landbouw-wegen. Daar is plek is voor paard en kar.
Twee jaar geleden misschien nog wel. Nu lag er puin. Een vrijend paartje gaf een betere tip. Zo belandden we in de wei bij de arbeidershuisjes, bewoond door gastvrije mensen.
Vlak voor mijn vertrek mikt Gerties oma mijn in een emmer met sop staande vuile was nog even in de wasmachine. Spoelen, centrifugeren en klaar is kees. Ik span waslijnen onder de huif.
Een nieuwe dag. Op naar weet-ik-veel. Crisnée, bij Amay de Meuse over zegt de kaart. Gertie, haar mama en oma zwaaien me uit. Ze had mee gewild, de kleine meid. Welke grietepiet van tien lentes zou dat niet willen?
Trippeltrap, daar gaat-ie weer.
Tussen Ternawe en Jehay staat een kasteel van een boerderij. Ik rijd eraan voorbij. Honderd meter verderop bedenk ik me. De avond valt, 't wordt al donker. Waarom niet geprobeerd? Ik keer om. Uit een boerenwoning vlak voor de oprit naar het 'kasteel' komt een oude man aangelopen. Ik vraag hem of ik kans maak. Hij schudt nee. Maar ik kan de kar naast de koeienstal op zijn erf zetten en het paard in de wei. Dat valt weer eens een keer niet tegen.
Aardige man, een echte opa. En nieuwsgierig dat hij is! Hij zit met zijn neus op alles wat ik doe. 'Du café?' vraagt hij, als ik begin te rommelen in de huifkar. Ik zit in Walenland; van nu af aan zal ik Frans moeten spreken. Nee, geen koffie, zeg ik, eerst eten. Ik zet een pannetje met zilvervliesrijst op. Veertig minuten zachtjes koken. Daar heeft opa nog nooit van gehoord. Oma, dochter Paulette, echtgenoot Alain plus op bezoek zijnde kennissen worden erbij gehaald om dit fenomeen te aanschouwen. Opa's mond valt open van verbazing als ik een strooipotje met peper, zout en paprikapoeder voor de dag haal. Wat ik al niet bij me heb!
Opa's nieuwsgierigheid irriteert me niet, ik vind het komisch, gezellig. Dochter Paulette is de vriendelijkheid zelve. 'Si tu as besoin de quelque chose...' Nee, ik heb niets nodig.
Na de maaltijd kraken Alain, Paulette en ik een fles wijn en twee flesjes bier. Ik versta de helft van wat ze zeggen. Kwart over negen is het - hun - bedtijd. Om vijf uur is het weer dag. Eerst de koeien en de varkens, dan gaat Alain naar de fabriek. Opa zoekt om half tien zijn bed op. Pillen om te slapen. Geen drank, niet roken. 'La tension!' Hoge bloeddruk. De ouderdom komt met gebreken.
'Ik moet er niet aan denken', zeg ik. 'Jij bent nog jong', zegt hij. Vergeleken met hem ben ik dat. Gebreken heb ik niet. Althans geen lichamelijke. Diarree heb ik en ik lijd kou op de bok als de wind door mijn kleren snijdt. Maar ondanks alle trubbels en ongemakken voel ik me uitstekend. Vivre moins pour vivre plus. Ik begin te snappen wat daarmee wordt bedoeld. Ik poets mijn tanden en kruip in de slaapzak. Het is nog geen tien uur.(9/8) 't Mist in St. Georges. Zo heet de plaats waar ik gisteravond neerstreek. Ik schrijf het adres op en beloof een kaart te sturen. Vroeg vertrekken was de bedoeling. 't Wordt half twaalf. Babbelen met opa, samen ontbijten. Oma, zo doof als een kwartel, karnt boter. Paulette breit op een machine. Ik vul twee jerrycans van elk twintig liter met water; Rianne zal geen dorst lijden. 'Bon voyage, au revoir!' Opa zwaait me uit.
Klimmen en dalen; reisdoel Strée, Ramelot...
Enkele kilometers voor Strée word ik opgewacht door een jongeman in een oude Volvo. 'Als je een plek zoekt voor de nacht: Rue du Centre 50.' Ik heb er drieëneenhalf uur opzitten. Te weinig voor een dag. 'Ik kom in elk geval een kop koffie drinken', zeg ik. Na een steile klim zijn we waar we moeten wezen.
Jean-Pierre heet hij, zijn vrouw Agnes, een pittige meid van om en nabij de twintig. Ze zou mijn dochter kunnen zijn. 'C'est vrai?' Ja, zo waar als ik hier zit. Nee, zo oud had ze me niet geschat. Ze schakelt meteen over op 'vous'. Dat duurt maar even, dan is het weer 'tu'.
Jean-Pierre is éducateur. Hij neemt kinderen onder zijn hoede die met Justitie in aanraking zijn gekomen. De charmante manier waarop hij met zijn vrouw omgaat verraadt zijn oorsprong: Italië.
Na de koffie besluit ik Rianne en mijzelf een rustdag te gunnen. Waarom niet? We zijn immers met vakantie. Rianne krijgt een weitje bij de ouders van Jean-Pierre op een steenworp afstand van de Rue du Centre. Ik spons de opgedroogde zweetplekken van haar lijf en schuif even later aan aan de tafel die Agnes heeft gedekt. 'We eten maar één keer per week vlees', zegt Jean-Pierre. 'Volgens Rudolf Steiner staat hij/zij die veel vlees eet dichtbij de aarde. Dierlijk. De geest wordt gevoed met matigheid.'
Het is een mooie dag. Er wordt veel gepraat en onmatig gedronken. Wijn en Grand Cru, zwaar bier.
Jean-Pierre heeft een droom: een huifkartocht maken zoals ik dat doe. Met Agnes en een vriend. Voor de gezelligheid zullen ze muziekinstrumenten meenemen. Jean-Pierre een accordeon, Agnes haar stem en een viool en de vriend een gitaar. Agnes denkt aan een tocht van een maand. Jean-Pierre aarzelt. Wat moet hij doen met zijn beschermelingen die hem dertigduizend franc per maand opleveren? Wie verzorgt de plantjes in de kas in de tuin, waar hij biologisch-dynamische groente kweekt? Honderdduizend franc heeft hij voor die kas moeten neertellen. Daar koop je een fjordenpaard en een huifkar voor!
Tot half tien in de avond wordt er doorgedroomd. Dan is het bedtijd. Vindt Agnes, en wat zij vindt, is! Morgen is het vroeg dag, legt ze uit. Eenmaal in de week gaat ze de taak verlichten van een kennis die gezegend is met twee tweelingen. Sociaal werk. Een zoen ten afscheid. 'Als jij opstaat, ben ik al weg.' Ik neem een douche en werk mijn dagboek bij.(10/8) Ontbijt om kwart over acht. Agnes is er nog. Er wordt weinig gesproken. Nog een afscheidszoen. Jean-Pierre verrast me bij mijn vertrek met twee flesjes Grand Cru en een kistje groene tomaten. 'Tot ziens. In oktober misschien.'
Hij was graag meegegaan. Ik laat hem achter met zijn droom. Die kan hij koesteren; de werkelijkheid is minder romantisch.
Het donkert als we het erf oprijden van een boerderij. De boerin is alleen thuis en weigert me 'dus' een overnachtingplaats. Op zoek naar een andere plek komen we een tractor tegen. Ik glimlach naar de bestuurder en zeg: 'Je cherche un endroit pour la nuit.'
'Une nuit?'
Ja, één nachtje.
'Vous êtes seul?'
Ja, ik ben in mijn uppie.
Dan kan ik meekomen.
We rijden het erf op waar ik zojuist ben weggestuurd. De boer heeft een weitje voor Rianne. Een heel kleintje. 'Meer dan genoeg voor haar', zegt hij. 'Ze is veel te dik.' Hij klimt op zijn tractor. 'Water vind je in de stal. Ik zie je morgenvroeg bij de koffie.'
Broem, weg is-ie.
Een vrouw alleen, ik snap het best. Goed dat ook ik alleen ben. Een man alleen valt te behappen, zal de boer hebben gedacht. Ook dat snap ik. Je zult maar opgezadeld worden met een kar vol accordeon-, viool- en gitaarspelende avonturiers. Die zetten de zaak op stelten. Daar zit geen boer op te wachten.
Rianne proest en schuurt haar kont tegen de huif. Ze heeft zes uur hard werken achter de kiezen. Meestentijds heb ik met haar meegelopen, dat scheelt tachtig kilo. We zitten nu vlak voor Ciney. Auto's en nog eens auto's vanaf Les Avins. La grande route, geen lol aan te beleven. Rianne poept als een koe. Te veel gras. Ik heb haar onderweg hooi gegeven. Nu eet ze mijn pannetje leeg, een restant preisoep met piepers. Ik drink Grand Cru uit een kopje. In de struiken zie ik een lichtvlek. In die vlek tekent zich een paardenhoofd af, tweemaal zo groot als dat van Rianne. Begin ik te malen? Ik knijp mijn ogen dicht, kijk weer. Hetzelfde hoofd. Had Jean-Pierre het niet over matigheid? Boire moins pour vivre plus. Geniet maar drink met mate, luidt de slogan in Nederland. Mijn blik dwaalt af naar het interieur van de huifkar. Quel bordel! Quel désordre! Ofwel: wat een zootje! Er zijn mensen die dat juist gezellig vinden, er een vakantiegevoel aan ontlenen. Ik heb een hekel aan chaos, daar word ik zelf chaotisch van. Ik besluit aan de lange zijden van de kar bankjes te maken waarin ik de spullen kan opbergen. In Sugny misschien. De petroleumlamp stinkt. Ik draai hem uit en kruip in de slaapzak. De kar staat scheef. Mijn rechterbil protesteert. Vivre moins...