Per huifkar naar Zuid-Frankrijk
 

Verander de achtergrondkleur  

 

Wat is
het leven 
mooi

 

 

natte goed op en aan de huifkar

 

 

 

Wat is het leven mooi



Wat is geluk?



Gefriemel, gefrutsel,
'je t'aime'



Vive la France

Een mooie meid op
een fiets...

Nieuw woord: 'les crottins...'



A cause de l'hygiène...



Dochter van  Eva...



Keurig in het pak,
met stropdas...



Strak gebroekt,
rood  gelaarsd

Bien passé vos
vacances?

 

 

 

home


V
rijdagmorgen, bijna half elf. 3 augustus als ik me niet vergis. Ik rol mijn eerste sigaret. Vroeg voor mijn doen. Ik ben dan ook helemaal uit mijn gewone doen. Met de kippen op stok, voor dag en dauw uit de veren, dat is nieuw voor mij, notoire nachtbraker als ik ben. Begint de natuur mij nu al haar wetten voor te schrijven? 
Drie dagen ben ik nu onderweg. Met huifkar, getrokken door mijn twaalfjarig fjordenpaard Rianne, en Floppie, mijn acht jaar oude cocker spaniel. Voordat de details door de zeef van mijn geheugen vallen, maak ik de eerste notities in mijn dagboek.

De eerste dag was nauwelijks een halve op de lange weg die voor mij ligt. Voordat ik de kater van de afscheidsborrel van de avond tevoren heb verwerkt en voor de zoveelste keer heb gecontroleerd of ik nu echt alles bij me heb wat ik onderweg nodig kan hebben is het twaalf uur door. Dan is het tijd voor een boterham en nog een kop koffie. Waarom zou ik me haasten? Ik heb drie maanden de tijd. Bijtanken, alle sores van me afschudden en daarna fris en monter terug naar de dagelijkse arbeid.
Rianne heeft er zin in. Ze springt meteen in draf.
Mijn eerste stop is de manege van Hans en Mariska in Heesch. Een babbeltje, een kop koffie en een laatste check van de tuigage van mijn aanspanning is de bedoeling. Is alles in orde, heb ik niets over het hoofd gezien? Hans knikt goedkeurend. Tijd voor babbelen en koffie is er niet. Hij moet als de gesmeerde bliksem met een paardje dat koliek heeft naar Utrecht. Ik vervolg mijn tocht. Trippeltrappeltrippeltrap, wat is het leven mooi. 

Tegen de avond arriveer ik bij een boerderij even voorbij Vorstenbosch. Of ik kan overnachten, vraag ik. De boer kijkt me wantrouwend aan. Een zwerver, lees ik in zijn ogen. Die kun je beter van het erf houden. Voordat hij nee kan zeggen arriveert zijn zoon op een tractor, een uit de kluiten gewassen jongeman die mij met een royale glimlach begroet. 'Vraag maar aan hem', zegt de boer. 'Zet haar maar in de wei; het gras hier aan de kant is niks', zegt de zoon en geeft gas.
Brabantse gastvrijheid, ik had erop gerekend. Terwijl Rianne zich tegoed doet aan het malse gras kook ik mijn potje. Daarna werp ik mij op de herinrichting van de huifkar. Wat 'n zootje! Te weinig opbergruimte of toch te veel meegenomen? Zo goed en zo kwaad als het kan schep ik enige orde in de chaos en rol het noppenmatras uit. Klaar voor de nacht.

Ik voel me een beetje verloren. Geen radio, geen tv, geen cv als het kil wordt in huis, geen badkamer, geen wc, een uiterst primitieve behuizing. Ik ben een cultuurmens, geen natuurmens. Als dat maar goed gaat. 'Vivre moins pour vivre plus' is mijn parool. Mooi gezegd. Ik las het ergens. In welk boek stond het ook al weer? Hoe zeg je het in het Nederlands? Met minder comfort meer genieten van het leven? Met minder meer mans, dat lijkt me een aardige vertaling.

Na een goede nachtrust, uitgebreid ontbijt en toilet begin ik opgewekt aan de tweede dag van mijn huifkartocht. Mijn tocht naar nergens. Dat ligt ergens in Zuid-Frankrijk. Die richting ga ik althans uit. Hoewel het geen reisdoel is, is er een adres waar ik van plan ben te gaan 'buurten'. Bij mijn ondernemende vriendin Marie, die zich met haar nieuwe vriend Henri in het campingwezen heeft gestort. Villefort heet de plaats die er een stukje boven ligt, een speldenknop aan de rand van de Cévennes. Met behulp van IGN France-kaarten (Institut Géographique National) vind ik die wel. Schaal één op honderdduizend; daar staat zowat iedere grasspriet op. Naar schatting zit ik er nu nog zo'n twaalfhonderd kilometer vanaf. Dat lijkt niet alleen erg ver, met een snelheid van vijf kilometer per uur is het dat ook. Afijn, we zien wel hoe ver we komen.

Manege v.d. Oetelaar in Schijndel is vandaag het eindpunt. Gastvrije mensen. Ik heb er al eens gelogeerd toen ik samen met een vriendin een trektocht door Brabant maakte. Een weekje in het zadel op gehuurde fjorden.
Het welkom is allerhartelijkst. Ik vraag vader Dorus een deskundige blik te werpen op de hoefijzers. Net wat ik dacht, ze staan op breken. Kort voor mijn vertrek had de hoefsmid ze nog gecontroleerd. 'Daar kom je nog een heel eind mee', zei hij. Een vakman spreek je niet tegen. Maar wat verstaat hij onder 'een heel eind'?
Na vijftien dubbeltjes in de telefoonautomaat weet ik dat bijna alle hoefsmeden in de regio op vakantie zijn. Van Veghel uit Berlicum heeft ook vakantie, maar hij belooft de volgende ochtend om half negen te komen.
Praten over paarden met vader Dorus vult de avond. Ik beken dat ik nauwelijks kaas heb gegeten van aangespannen rijden. 'Dat leer je onderweg wel', zegt hij bemoedigend. 

De volgende ochtend regent het. Rillend zit ik op de bok. Trui aan, sjaal om, nog koud. Zomer in kikkerland. In elk geval heeft Rianne nu geen last van bloedzuigende platkezen: dazen.
Via Sint Oedenrode, Son en Breugel naar Eindhoven. Stap, vijf kilometer per uur. Zes misschien, Rianne is geen slome. Ze wil niets liever dan draven, maar dat is te vermoeiend. Ze heeft, net als ik, nauwelijks conditie opgebouwd.
Eerst rijden we op een dubbelbreed fietspad, dan, vanaf 'Rooi', op de parallelweg naast de autoweg. Beide racebanen voor snelverkeer. Zelfs buschauffeurs houden geen rekening met mij. 'Schorem!' roep ik. Niemand die het hoort. Over de hoefijzers hoef ik me voorlopig geen zorgen te maken. 'Daar kun je duizend kilometer mee vooruit', heeft Van Veghel gezegd. Een vakman, mèt verstand van het beslaan van tuigpaarden. In elk ijzer heeft hij een aantal keiharde stiften gezet. Widia, een samentrekking van het Duitse 'Wie Diamant', een gesinterd metaal-carbide, hard als diamant. Het wordt ook gebruikt in de punt van steenboren.
In Eindhoven verrijd ik me en kom terecht bij een lap groen, grenzend aan de wijk Prinsejagt. 'n Groene long, uitzicht op volkstuintjes, veel gras voor Rianne die de nacht doorbrengt aan de tuier, een ketting van een meter of acht met een halsband. 

De dag begint zonnig. 'De Bilt' voorspelt regen, geen prettig vooruitzicht. Floppie, mijn cocker spaniel, eet gras en leegt even later haar maag. Ik zoek een plekje voor mijn ochtendbolus. Poepen in de vrije natuur, 't is even wennen.
Rond half zeven arriveren we bij een camping even voor Schaft. 'n Weitje met kniehoog gras voor Rianne, de huifkar tussen de tenten. Kinderen vliegen als dazen erop af. De zesjarige Elzemarie is niet weg te slaan. Brutaaltje. Armen over elkaar en een blik van een-goeie-die-me-eruit-krijgt posteert ze zich in de kar. Haar huis! Rond negenen komt haar moeder mij van haar verlossen.

(5/8) Drie kinderen op de bok tot aan de bebouwde kom van Schaft. Moeders pikken ze op met de fiets en rijden terug naar de camping. Nu volgt een mooie route via onverharde wegen door een bosrijk gebied.
Langs de kant van de weg staat een paal met jaartallen erop, goudkleurig. De grenspaal, vermoed ik. Anderhalf uur later zijn we in het Belgische Achel. Even een boodschap doen in het plaatselijke supermarktje. Kaas moet ik hebben, en wijn. Rianne staat te dutten. Handrem erop, blok voor het linkerachterwiel. Safety first!
Ik kuier de winkel in. Dan hoor ik hoefgetrappel. Mooi! Twee gitzwarte Friezen voor een koets, maar... waar is de huifkar? Ik ren naar buiten en zie Rianne in een pittige draf de weg vervolgen. Ik schop mijn klompschoenen uit en maak de sprint van mijn leven, begeleid door woedende kreten van de koetsiers. Een wijst met een vinger naar zijn voorhoofd. De ander roept: 'Levensgevaarlijk!' En iets als 'dat het eronder moet!' Wat waar onder? 

Lieve God, wat een stommititeit! Blind erop vertrouwen dat Rianne zal dutten tot ik terugkom en zich, zoals gewoonlijk, niets van alle verkeer zal aantrekken. Erop rekenen dat ze de kar in elk geval niet door de rem zal kunnen heentrekken. En zo ja, een klein stukje misschien, dan ligt er nog een blok voor het wiel. Wie rekent er nu op een passerende koets met paarden? (Gedurende mijn tocht zal ik er niet een meer tegengekomen). Wie kan bedenken dat 'madam' daarvoor op de vlucht gaat? Ik niet! Langzaam maar zeker haal ik de kar in. Het lijkt wel of er überhaupt geen rem op zit. Wat een kracht heeft dat dier! Het wielblok, vastgebonden aan de achterklep, danst van links naar rechts. De in een lus op de rug gebonden leidsels liggen nog op hun plaats. Eén ruk en ze zijn los. Nu ben ík weer de baas. 
Rianne laat zich gewillig stoppen; ze trilt over haar hele lijf. De neiging haar uit te foeteren onderdruk ik. 'Niet door geweld en kracht, maar met geduld en zacht wordt resultaat verkregen', heb ik geleerd. En als er al gefoeterd moet worden, dan op de eerste plaats op mezelf. Ik strijk met een hand over de hals tot het dier tot rust is gekomen. Daarna sjokken we terug naar de winkel. Ik doe haar het stalhalster om, bind haar vast aan een lantaarnpaal, snoer de handrem aan met een leren riem en zet het houten blok weer voor het wiel. Nu kan ze alleen nog de lucht in. Denk ik, maar ik ben er niet zeker van. Ik vind mijn klompschoenen terug en ga de winkel weer in. Het is druk geworden. Ik durf niet te wachten op mijn beurt. Dan maar geen wijn en kaas.

Rianne is sloom. 't Is warm, de zon brandt. Gelukkig kruipt er af en toe een wolk voor. Na een klein uur zie ik een stukje gras bij een betonnen lantaarnpaal. Ik zet Rianne eraan vast met de ketting van de tuier. Safety first... Even rust. De schrik verwerken die me beving toen Rianne het hazenpad koos. Ik roep mezelf uit tot 'meester oen' en zoek troost in een pilsje.
De rem, bedenk ik, werkt niet goed. Blokkeert niet als ik hem strak aantrek, bromt protesterend bij het afremmen. Welke onaangename verrassingen staan me nog meer te wachten? Ik hoef niet lang te wachten. Ik ontdek een schaafwondje op de ribbenkast van Rianne, vlak achter het schoftje. De riem waarin de burrie hangt, 'lichtoog' in het vakjargon, schuift over de huid. Of Rianne, die met haar naar schatting vijfhonderd kilo te dik is, moet afslanken of de ijzeren draagarmen van de burrie moeten verder uit elkaar. Ik trek en duw met handen en voeten; de stangen veren terug als elastiek. Wat nu? Ik kan hier niet overnachten. Inspannen en doorsukkelen, er zit niets anders op.

We naderen een eikenbos. Dat betekent dazen. Even later vallen ze massaal aan. Uit een wegcafé nadert een man die belangstellend de aanspanning bekijkt. Z'n dochter heeft een pony, hij is van plan een huifkar te bouwen. Of hij verstand heeft van aangespannen rijden, vraag ik. Dat heeft hij. Ik wijs hem op het schaafwondje. 'De stangen van de burrie moeten verder uit elkaar.' Ja, maar hoe? Een eind verderop is een picknickplaats. De in beton vastgezette tafel gebruik ik als workmate. Ik trek tot ik een ons weeg. Zeven centimeter, verder kom ik niet. Net genoeg, zo blijkt later. Ik sop de hals van Rianne in met spul tegen de dazen, was het schaafwondje uit met soda en spuit er desinfecterend spul op. De lelijke, blauwige vlek zal mij de komende weken dagelijks eraan herinneren hoe kwetsbaar de pony is. Door schade en schande wordt men wijs. Hoop ik.

Tussen Kaulille en Grote Brogel land ik aan bij manege Breughelhoeve. Avond al, half acht. Rianne mag in een weitje naast de buitenbak. Het gras staat hoog. De manegepaarden staan binnen. 'Buiten worden ze gek van de dazen.' (Een geluk voor Rianne, die er met haar dikke huid minder last van heeft en zich ongans vreet.) 'Alleen een vliegendeken helpt', zegt de manegebaas. Zijn vrouw komt erbij staan. 'Achthonderd franc', meent ze. 'Duur!' Zo'n vijf tientjes, becijfer ik. Valt wel mee. Althans als je, zoals ik, er maar één nodig hebt.
Genietend van de mooie avond sla ik aan het kokkerellen. Handig, dat tweepits gasstel. Ik zie mijn vader nog stoeien met een primus, een petroleumvergasser. Veel rook, veel stank, steekvlammen. En als het ding het eindelijk deed, hield het ermee op nog voor de piepers gaar waren. Toen was kamperen nog kreperen. Puree-uit-een-pakje, een blik boontjes, twee gebakken eieren. In een mum van tijd is het klaar. Het oog is groter dan de maag, Floppie eet met smaak de rest op.
Ik kruip in mijn slaapzak. Voor het eerst vind ik de tijd en de rust om wat te lezen: 'Zwervend onder de huif', een reisverslag van drie jongemannen die dertien jaar geleden de geordende maatschappij de rug toekeerden. Avonturen en avontuurtjes. Leuk voor de avonduurtjes. 

 

 

Rawhide