RUWVOER
vaak onderschat, maar van onschatbare waarde
(Bron: In de Strengen, nr. 21, 27 oktober 2005)
ROND DEZE TIJD GAAN VEEL PAARDEN DIE HET HELE SEIZOEN ONBEPERKT IN DE WEI HEBBEN KUNNEN LOPEN WEER NAAR BINNEN. DAT IS EEN ENORME OMSCHAKELING VOOR WAT BETREFT HET EETGEDRAG VAN HET PAARD EN HET RANTSOEN DAT HET KRIJGT AANGEBODEN. DE KWALITEIT VAN HET RUWVOER EN DE MATE WAARIN HET WORDT GEVOERD SPELEN DAN VOOR HET WELZIJN EN DE GEZONDHEID VAN HET PAARD EEN ENORM BELANGRIJKE ROL, DIE TEN OPZICHTE VAN HET KRACHTVOER VAAK WORDT ONDERSCHAT.
Bertus Wijnveen is werkzaam voor Subli Paardenvoeders en van Cebeco Ruwvoeders BV in Almelo en waarschuwt ervoor dat de chemische fabriek, die het spijsverteringsstelsel van het paard in wezen is, niet plotseling mag worden stilgezet door voerfouten. Bertus Wijnveen: "De dikke darm en de blinde darm zijn voor de gezondheid van het paard misschien wel de belangrijkste onderdelen van het spijsverteringskanaal. Dit gedeelte wordt in principe gevoed met ruwvoer. Uit het ruwe celstofgehalte van ruwvoerproducten als hooi, kuilvoer, lucerne en stro haalt het paard hier met behulp van bacteriën onder anderen de belangrijke vitamines B, C en K uit. Die fabriek draait als het paard in de wei loopt continu.
Het is niet verstandig om daar plotseling hele grote veranderingen in aan te brengen. Als je overschakelt van gras naar een winterrantsoen dan moet je dat geleidelijk doen. Je zou een paard tijdens de herfst, voordat hij naar binnen gaat, wat droog ruwvoer kunnen bijvoeren, of wat gras tijdens de eerste dagen dat hij op stal staat. Als een paard van een herfstweide wordt gehaald waar niet meer al teveel gras in staat en je zet hem vervolgens in een stal met stro, dan is het logisch dat hij zich helemaal vol eet met stro en vervolgens koliek krijgt. Dan krijgt het stro de schuld, maar zo is het natuurlijk niet. De overgang was dan gewoon te groot. Verder moet je ervoor zorgen dat het ruwvoer dat wordt aangeboden over de hele dag wordt verdeeld. Liefst in vier porties en de laatste portie niet om vijf uur ’s middags, maar bijvoorbeeld om tien uur ’s avonds. Tenzij het paard in een box met stro staat die dagelijks met vers stro wordt opgeschud, dan maakt het niet veel uit hoe laat hij zijn laatste portie krijgt.”"Minimaal 50 procent van de energiebehoefte van het paard moet uit ruwvoer komen. Als hij heel hard moet werken en dus een veel hogere energiebehoefte heeft, kan dat percentage wat lager zijn, omdat hij anders enorme hoeveelheden ruwvoer zou moeten eten. Maar je moet uitgaan van een kilo droge stof uit ruwvoer per 100 kilo lichaamsgewicht. Gemiddeld zal dat voor een paard van 600 kilo neerkomen op zeven kilo ruwvoer in de vorm van hooi of tien kilo in de vorm van kuilvoer, dat een lager percentage aan droge celstof bevat dan hooi. Daarmee bereik je dat het paard zich goed voelt en dat hij zijn spijsverteringskanaal aan de gang houdt. Als hij die hoeveelheid niet krijgt zal hij niet doodgaan, maar zijn welzijn wordt wel aangetast. Hij kauwt te weinig, daardoor maakt hij te weinig speeksel. Gevolg daarvan is dat zijn maagzuur niet wordt geneutraliseerd en dat het een potentiële maagpatiënt is en tevens een potentiële kribbenbijter. Hij zal zich volzuigen met lucht om dat nare gevoel te compenseren. Dit is niet allemaal wetenschappelijk bewezen, maar veel kenners zijn overtuigd van het belang van ruwvoer in dit opzicht:'
AANGEPASTE VEGETATIE
Volgens Bertus Wijnveen is het een misvatting om er vanuit te gaan dat een goede koeienwei beslist geen goede paardenwei is. Bertus; "Ik ben ervan overtuigd dat een goede koeienwei een goede paardenwei kan zijn of worden. Het enige verschil is dat je een paardenwei anders bemest dan een koeienwei. Een populaire opvatting van dit moment is dat er kruiden in een paardenwei moeten staan en dat de wei niet bemest moet zijn. Maar als je een paardenwei niet bemest krijg je een vegetatie die zich aanpast aan de bodemgesteldheid. En dan gaat het zelden om voedzame planten, maar regelmatig om giftige planten zoals bijvoorbeeld het Jakobskruiskruid en de Berenklauw of om planten waar een paard helemaal niets mee kan.
Je ziet ook heel veel paardenweides waar jaar in jaar uit paarden op lopen en die niet veel meer met een weiland te maken hebben. Dat is niet erg, maar wel inefficiënt. De kans is groot dat de planten die er nog groeien in de verkeerde verhouding voorkomen voor wat betreft de vitaminen, mineralen en sporenelementen. Wat niet in de grond zit kan ook niet in de plant terecht komen. Als je bijvoorbeeld geen kalk strooit zullen de grassen verdwijnen en daarvoor in de plaats komen planten terug die weinig of geen voedingswaarde hebben, soms niet eens gegeten worden of zelfs giftig zijn. Als de oppervlakte van zo'n stuk land groot genoeg is en je houdt er een Shetlandertje op, dan gaat dit vaak nog heel lang goed. Als je daar echter een sportpaard op houdt en je wilt er ook nog voer van winnen om 's winters te yoeren, dan krijg je een dusdanig waardeloos voer dat het paard daar weinig tot niets mee kan:'NIET TE VROEG MAAIEN
Een goede paardenwei is een stuk grond dat goed ontwaterd is, dus niet te nat want dan trappen de paarden de zoden kapot. Er moet een gevarieerd grasmengsel in gezaaid zijn en dat is een goed weidemengsel dat uit vier of vijf soorten gras bestaat. De bemestingstoestand voor sporenelementen en mineralen moet goed zijn en daarbij moet wat zuinig worden omgegaan met stikstof. Maar dat laatste is eigenlijk het enige verschil met een rundveeweide. Daar gebruik je een grotere hoeveelheid stikstof omdat je daar een maximale opbrengst en een maximaal eiwitgehalte in het ruwvoer wilt hebben omdat een koe daar melk van moet geven. Bij een paard heb je vrij snel voldoende eiwit, wil je zelfs liever niet teveel eiwit en ga je het gras ook in een wat later stadium maaien. Het ruwe celstofgehalte is daardoor automatisch hoger, het eiwitgehalte wat lager en met name het suikergehalte is dan lager. Gras is eerst een heel sappig blaadje met weinig ruwe celstof, veel vocht en veel producten in wording als eiwit en suiker. Als die plant langer wordt maakt hij een soort skelet waarmee hij overeind blijft. Dat skelet, ofwel de houtachtige delen van de plant, is de ruwe celstof.
Een te hoog suikergehalte kan heel vervelend zijn. Het kan hoefbevangenheid en spierbevangenheid veroorzaken. Bertus Wijnveen: "In de praktijk krijgt eiwit van dit soort aandoeningen voor het grootste gedeelte de schuld, maar dat is niet terecht. In negen van de tien gevallen worden dergelijke aandoeningen niet door een hoog eiwitgehalte, maar door een hoog suikergehalte veroorzaakt, in relatie met afwijkende mineralengehaltes. Voorjaarsgras kan voor 25% van de droge stof uit suiker bestaan en dát is met name wat voorjaarsgras schadelijk kan maken.” Om een goede kwaliteit ruwvoer van het land af te halen is het tijdstip van maaien van groot belang. Als het gras nog te kort is, en dus jong, is het te eiwitrijk en bevat het teveel suiker en te weinig structuur in de vorm van ruwe celstof die voor het goed functioneren van de darmen zo belangrijk is. Als je wacht met de eerste snede tot eind augustus dan heb je een kwaliteit die overeenkomt met de voedingswaarde van stro. De voedingswaarde die in het gras zat is dan verdwenen. Daar heeft de plant zaad van gemaakt en de plant zelf is dan dusdanig verhout of verrot dat een paard daar qua voedingswaarde weinig meer aan heeft.
Wijnveen: "De kunst is om te maaien in het stadium waarop de eerste halmen in het gras verschijnen. Afhankelijk van het soort gras heb je het dan meestal over een lengte van zo'n 25 á 30 centimeter. Als je wacht tot de zaadvorming blijft na het hooien het zaad achter op het land. Dan is het nog steeds gezond paardenvoer, maar minder voedzaam. Dat zou je kunnen prefereren als je bijvoorbeeld Fjorden, Haflingers of Shetlanders hebt of andere paardensoorten die snel vervetten. Dan kun je ernaar streven om wat minder voedzaam ruwvoer te geven, maar je moet er wel voor zorgen dat het gezond is. Dat is bijvoorbeeld het geval met het zogenaamde Duitse 'natuurhooi' uit de Alpenweides en dergelijke. Dat is een soort hooi die goed geurt, waar veel ruwe celstof in zit maar die qua voedingswaarde vergelijkbaar is met stro. Dat is niet erg, maar je moet het wel weten om het te kunnen compenseren. En je moet natuurlijk zeker weten dat er geen schadelijke gewassen in zitten.”SCHIMMELS EN BROEI
Als het gras is gemaaid moet het niet langer op het land liggen dan strikt noodzakelijk is. Iedere dag dat het langer blijft liggen verliest het aan voedingswaarde. Je moet het alleen wél zolang laten liggen dat je zeker weet dat het na het binnenhalen niet gaat broeien. Hooi broeit altijd wel iets na, maar het mag niet warmer worden dan handwarm. Hooi dat hard broeit levert stof op. Eenmaal gemaaid is het zaak om zo snel mogelijk te schudden en vervolgens ook regelmatig te schudden, zodanig dat al het hooi van de grond komt. Als er hier en daar plukken blijven liggen die er pas bijgepakt worden als het hooi wordt binnengehaald, krijg je een natte plek in de hooibaal. Die gaat schimmelen en tast ook de rest aan. Verder is van belang dat de schudder goed is afgesteld, zodat je zeker weet dat al het gras wordt meegenomen, maar geen zand.
Soms wordt hooi net iets te vroeg binnengehaald om te voorkomen dat er een regenbui op komt. In dat geval kun je er het beste balen kuilvoer van maken. Na twee dagen drogen kan dat al best tot 55% tot 60% droge stof zijn gekomen en dat is heel geschikt als paardenvoer. Zo'n grote baal is echter niet ideaal voor mensen die maar twee of drie paarden hebben. Bertus Wijnveen: "Nee, je moet er vanuit gaan dat zo'n baal binnen een week na opening moet zijn opgevoerd, anders wordt hij warm en is er kans op schimmel. Je ziet dan een witte waas komen, dat is schimmel en dat is puur vergif voor het paard."
"Als je een grote baal openmaakt zie je ook vaak op plekken waar ze tegen elkaar aan gelegen hebben een rotte plek tot zo'n vijf centimeter diep. Dat heeft te maken met de condensvorming die daar is geweest. Als je die plek eruit haalt kun je de rest gewoon opvoeren. Tenzij een gat in het plastic gezeten heeft, dan is er grote kans dat de hele baal rot is."Stoffig hooi is voor de meeste paarden vervelend en sommigen hebben er echt last van. Voor een deel wordt stof veroorzaakt door het te vroeg in balen doen van het hooi. maar soms ook door verkeerde opslag op een plek waar slecht wordt geventileerd. Stoffig hooi kun in water dompelen, maar als het vergezeld gaat van schimmel moet je het gewoon helemaal niet voeren.
Een baal kuil moet binnen een week na opening zijn opgevoerd, anders wordt hij warm. Je kunt dat nog een beetje rekken door het restant van de baal over een grote oppervlakte los te leggen, maar als het warm is moet het eigenlijk niet meer worden gevoerd want er is dan grote kans op het ontstaan van schimmel. Schimmel is heel herkenbaar: het ruikt muf, heeft een blauwe, grijze of groene waas en soms heeft het een harde plak gevormd. Wees altijd alert op schimmel want dat is voor het paard puur vergif!'KRUIDENHOOI, BOS HOOI, MILIEUHOOI'
Bertus Wijnveen: “Hooi uit de zogenaamde beheersgebieden vind ik geen paardenhooi. Ik weet dat het door een aantal partijen verkocht wordt als ideaal paardenhooi. Daarbij kom ik termen tegen als boshooi, kruidenhooi etcetera, maar die soorten hebben al veel problemen veroorzaakt door de verkeerde planten die erin zaten.
Je kunt hooi natuurlijk altijd laten testen, maar je moet zelf aangeven waarop je wilt testen. Als je dan aangeeft dat je het hooi getest wilt hebben op Jakobskruiskruid en de uitslag is negatief, dan wil dat nog helemaal niet zeggen dat er geen taxus of iets anders in zit. Een laboratorium kan alleen maar vinden wat jij aangeeft dat ze moeten zoeken. Eigenlijk vind ik dat paardenhouders van dat hooi af moeten blijven, tenzij ze precies weten waar het vandaan komt en hoe het beheerd werd. Maar dan nog. Bij beheersgebieden gaat het om percelen die langdurig onbemest zijn gebleven. Je weet dus zeker dat je je paard tekort doet met hooi dat daar vandaan komt voor wat betreft de vitaminen, de mineralen en de sporenelementen. Die zijn dan onvoldoende en in verkeerde verhoudingen aanwezig. Je moet dan laten onderzoeken wat precies de voedingswaarde is en vervolgens moet je de tekorten aanvullen met krachtvoer en allerlei supplementen. Dan wordt goed voeren een heel kostbaar verhaal."VOER- EN GRONDANALYSE
Als je ruwvoer aankoopt is het sowieso een goed idee om het te laten analyseren. Eén van de bekendste laboratoria voor grond- en gewasonderzoek is BLGG Oosterbeek, maar er zijn meer laboratoria die dit kunnen. Daarbij moet worden opgeven dat het ruwvoer onderzocht moet worden op geschiktheid als paardenvoer. Afhankelijk van het soort paard en de hoeveelheid werk die hij moet doen, kan dan een voeradvies gegeven worden voor wat betreft het krachtvoer waarmee het ruwvoer moet worden aangevuld. Voor een dressuurpaard dat gemiddeld een uurtje per dag werkt en zo'n zeven kilo hooi van goede kwaliteit krijgt, over de dag verdeeld in vier porties, zal dat uitkomen op zo'n drieëneenhalve kilo krachtvoer per dag.
Als het ruwvoer zelf wordt geproduceerd is het nuttig om eens in de vijf jaar een grondanalyse te laten maken. Aan de hand hiervan wordt een bemestingsadvies gegeven dat is toegespitst op wat je met de grond wilt doen. Inclusief dit advies zal een dergelijk uitgebreid bodemonderzoek € 80,- tot € 100,- kosten, onafhankelijk van de grootte van het perceel, tenzij op één perceel heel verschillende grondsoorten voorkomen. Als vervolgens dat bemestingsadvies vier jaar achter elkaar wordt opgevolgd hoeft pas in het vijfde jaar weer een bodemanalyse uitgevoerd te worden en heb je voor twintig euro per jaar een optimale opbrengst van het weiland gehad.
Bertus Wijnveen: "Als het laten maken van een grondanalyse en het opvolgen van het bemestingsadvies tien baaltjes extra heeft opgeleverd en een hogere voedingswaarde, dan is dat één van de beste investeringen geweest die je als paardenhouder kon doen. De kwaliteit van de gewassen verbetert aanzienlijk en dat komt de gezondheid van het paard ten goede. Als je een goede kwaliteit ruwvoer hebt zijn alle aanvullende en vaak dure supplementen en pre-mixen overbodig, tenzij een paard een veterinair probleem heeft, maar dan hebben we het over afwijkingen en niet over tekorten in de voeding."Bij de eigen productie van ruwvoer is het raadzaam om eens in de vijf jaar een grondanalyse te laten maken. In dat geval worden er monsters genomen van de grond en wordt gekeken naar de voedingstoestand van de bodem. Er wordt gekeken naar het stikstof leverend vermogen, hoeveel fosfaat de bodem bevat en hoeveel kalium. Ook kun je aangeven dat je de aanwezigheid van de sporenelementen kobalt. koper. ijzer en mangaan wilt laten onderzoeken. en wat de PH-waarde is. Aan de hand van de uitkomst wordt een bemestingsadvies gegeven dat is toegespitst op wat je met de grond wilt doen. Zo kan via een betere kwaliteit van de gewassen een optimaal ruwvoer worden verkregen.